Het begijnhof
Het begijnhof van Diest werd in 1253 gesticht door Arnold IV. Het begijnhof van Diest is een van de oudste begijnhoven in België. Net zoals in andere steden werd het begijnhof gebouwd op goedkope en onvruchtbare gronden buiten het centrum van de stad.
Anders dan veel andere begijnhoven is dit begijnhof gebouwd als een ministad met straten. De huizen bevinden zich dus niet rond een centraal plein.
Het begijnhof werd bewoond door begijnen tot ergens in de 19de eeuw. Nog voor de tweede wereldoorlog waren er geen begijnen meer in het begijnhof van Diest.
Wat zijn begijnen?
Begijnen (Ook wel begarden of bogaarden genoemd) waren vrouwen of mannen die alleen leefden en deel uitmaakten van een soort lekengemeenschap binnen de katholieke kerk.
Het waren dus geen nonnen of paters. Wel waren zij natuurlijk erg godsdienstig. Ze legden dus geen eeuwige gelofte af zoals pastoren, nonnen of paters. Maar wel een gelofte van kuisheid.
Ze mochten ook bezittingen hebben zoals bijvoorbeeld geld of huizen en waren ook verantwoordelijk voor hun eigen levensonderhoud.
Geschiedenis van het Begijnhof van Diest
Na de oprichting van het begijnhof in 1253 door Arnold IV Heer van Diest werd het begijnhof steeds groter. Maar pas in de 17de eeuw kende het begijnhof zijn grootste groei. In 1538 werd Nicolaas van Essche Pastoor van het begijnhof en ging met de groffe borstel door de wijk. Hij vond dat de begijnen teveel handel dreven met de stadbewoners en teveel zondigden door zich te laten verleiden door de charmes van het stadleven. De pastoor stelde nieuwe statuten op en kwam met ingrijpende hervormingen op de proppen:
- Contacten en handel tussen stadsbewoners en begijnen moesten tot het minimum worden beperkt.
- Een weg die door het begijnhof liep en door de stadsbewoners gebruikt werd afgesloten. Er kwam een andere weg rond het begijnhof voor in de plaats.
- Het begijnenkleed werd zwart in de plaats van grijs
Zowel de begijnen als de stadsbewoners voelden zich benadeeld en stapten naar de schepenbank, zelfs de inquisitie kwam er aan te pas. Maar het mocht niet baten want de pastoor werd in 1548 vrijgesproken. Intussen ging de pastoor gewoon door met zijn hervormingen. Hij moedigde de begijnen ook aan om toe te treden tot het klooster der grauwzusters. Hij liet vele gebouwen afbreken en andere gebouwen kwamen daarvoor in de plaats.
De nieuwe gebouwen werden gebouwd in bak- en zandsteen die in de buurt van Diest gemaakt werden. Ze werden geplaatst volgens een rechtlijnig schema van de kerk met het plein en de infirmerie als middelpunt. Het begijnhof werd afgesloten van de rest van de stad door twee barokke poorten. In 1578 stierf Nicolaas van Essche en kwam er een andere pastoor.
Eind 16de eeuw kreeg het begijnhof een meer kloosterachtig karakter. Daardoor kende het begijnhof in de 17de eeuw een spectaculaire groei. In 1675 woonden er zelfs 400 begijnen in het begijnhof van Diest. Tijdens deze periode werden ook de meeste huizen en andere gebouwen in het begijnhof gebouwd. Door de isolatie van de begijnen nam de invloed van de pastoor enorm toe. Er kwam een einde aan het eigenzinnige en zelfstandige karakter van het begijnenleven. Maar er bleven nog steeds grote verschillen tegenover het kloosterleven. Zo mochten begijnen nog steeds dingen bezitten en moesten ze zelf aan geld geraken om te overleven.
Het einde van de begijnen
In het eind van de 18de eeuw tijdens de Franse revolutie werd het religieus leven van de stad aan banden gelegd en het gehele begijnhof werd eigendom van de "Commission des hospices civils" (het OCMW van die tijd). Het begijnenwezen kende een enorme terugval. Na de Franse revolutie en de overeenkomst tussen de paus en Napoleon onstond er in het begijnhof een grote aanhang voor het stevenisme. Het Stevenisme was een katholieke beweging die deze overeenkomst afwees en verlangde naar de kerkbeleving van voor de Franse revolutie.
Dit bracht het begijnhof in ernstige problemen. Hierdoor werden de begijnen in 1813 zelf even uit hun begijnhof gezet. Na de val van Napoleon mochten ze terugkeren maar het was te laat want in de 19de eeuw stierf het begijnenleven een stille dood. Nog voor de tweede wereldoorlog waren er geen begijnen meer in het begijnhof van Diest. Het begijnhof kreeg toen al een andere bestemming. Sinds 1998 maakt het Begijnhof deel uit van de UNESCO lijst van werelderfgoed.
Wat valt er te zien in het Begijnhof van Diest
Als je onder de Rubensiaanse toegangspoort van het begijnhof loopt voel je meteen de sfeer van sereniteit, harmonie en het besloten karakter van het middeleeuwse begijnenleven. Er staan 90 huizen, de meeste zijn gebouwd in de 17de en 18de eeuw.
In een aantal huizen hebben kunstenaars hun atelier en in andere vinden nu allerlei culturele activiteiten plaats. De vroegere infirmerie en het Apostelenconvent zijn vandaag, samen met CC Den Amer, het cultureel centrum van Diest.
De Sint-Catharinakerk is één van de typische begijnhofkerken uit de 13de en 14de eeuw. Ze werd met eerder beperkte middelen opgetrokken en met een kleine vieringtoren gebouwd.
De kerk is toegewijd aan de heilige Catharina, wiens hulp werd ingeroepen bij brand- en huidkwalen. De Sint-Catharinakerk is gesloten vanaf 2013 wegens restauratie.
|